4.1.5 Omzetten

Als u deze casus analyseert, zult u zien dat hierdoor hele nieuwe mogelijkheden ontstaan. De vraag die men nu kan stellen is: hoe kan Marjan haar gedachten zodanig veranderen dat de uitkomst voor haar minder ontmoedigend en rampzalig is? En dat zij zich niet hoeft te gaan verdedigen? Of: dat ze zich niet ellendig gaat voelen, terwijl ze toch kan erkennen dat er een fout is gemaakt?

U kunt dit doen door de gedachten op hun redelijkheid te toetsen. Daarvoor stelt en beantwoordt u een aantal waarom-vragen. Dit wordt het uitdagen van gedachten genoemd. Als blijkt dat een bepaalde gedachte niet redelijk is, dan vervangt u deze irrationele gedachte door een andere, wel redelijke gedachte. 

U gaat zich dus nu bij iedere gedachte afvragen: “Is dat zo?” en vervolgens zonodige omzetten in redelijke gedachten. Daardoor veranderen uw gedachten en gevoelens over de situatie.

Gedachte 1:
“Is het verschrikkelijk dat ik meneer Zwartjes niet heb tegengehouden?”

Antwoord:
“Het is niet verschrikkelijk. Misschien was het voor ieders gemoedsrust prettiger geweest, maar misschien ook niet. De trial fungeerde immers ook gedeeltelijk als strohalm.”

Gedachte 2:
“Had ik dat niet moeten toestaan, desnoods door het hem te verbieden?”
Antwoord:
“Het is maar de vraag of ik iets had toe te staan of te verbieden. Ik heb hem er op gewezen, maar uiteindelijk is hij zelf verantwoordelijk voor zijn keuze. Meer dan dringend adviseren, zoals ik heb gedaan, kon ik niet doen.”

Gedachte 3:
“Maakt deze nalatigheid mij tot een slechte verpleegkundige?”
Antwoord:
“Dat doet het niet. Als ik een keer iets goed doe, ben ik nog geen genie en als ik een keer een vergissing maak, ben ik nog niet stom. Zolang als ik leef, zal ik, net als iedereen, dingen goed doen, maar ook fouten maken. Dus in plaats van mezelf te kleineren, kan ik mijn energie beter gebruiken om mijn fouten of vergissingen te corrigeren. Al deze gedachten over mijn eigen functioneren belemmeren mij alleen maar in het luisteren naar wat de patiënt echt dwars zit.”

U merkt dat wanneer u deze gedachtegang volgt er langzamerhand een ander gevoel ontstaat. De volgende stap die u aan het schema kunt toevoegen, is het gevoel dat u zou willen hebben in een dergelijke situatie. Dit is stap E: het gewenste gevoel. Op deze manier is het een ABCDE-schema geworden.

Marjan wil zich zeker niet volmaakt gelukkig voelen na haar nalatigheid, maar wel minder waardeloos en gekwetst. De gedachten onder B kunnen dan ook best zo worden opgebouwd dat de betrokken persoon zich bij E niet meer minderwaardig en gekwetst hoeft te voelen. Als u nu het analyse-schema eens volledig herhaalt, ziet u dat E eigenlijk best haalbaar is. 

A gebeurtenis: ik heb kritiek in plaats van complimenten gekregen.
B gedachten: ik heb het verkeerd gedaan, ik doe het ook nooit goed, ik deug niet voor het vak.
C emotionele reactie: ik ben boos, verdrietig, verward, schuldig en waardeloos.
D Marjan daagt haar gedachten onder B uit:
“Is het verschrikkelijk?”
“Had ik anders moeten handelen?” 

De redelijke antwoorden zijn: 
“Het is niet zo erg. Het is misschien wel vervelend, maar geen ramp. Ik zou best willen dat ik het anders had gedaan, hoewel dat achteraf zelfs maar de vraag is. In ieder geval betekent dit niet dat ik het anders had moeten doen. Al deze gedachten over mijn eigen functioneren belemmeren mij alleen maar in het luisteren naar wat de patiënt echt dwars zit.”

E Het gewenste gevoel wordt opgeroepen door:
“Okay, ik had ook iets anders kunnen doen. Ik heb gekozen om slechts dringend te adviseren en de beslissing aan hem over te laten. Ik heb dat met goede bedoelingen gedaan. Ik heb misschien niet helemaal voorzien hoe ellendig deze patient zich zou voelen en hoezeer dit zijn laatste weken zou bederven. Aan de andere kant, misschien heeft hij er ook wel steun aan gehad en zou hij anders meteen zijn ingestort. Bovendien heb ik nu in ieder geval veel geleerd over wat mensen in een dergelijke situatie doormaken en kan ik daar in de toekomst anderen mogelijk beter door helpen.”

Meer weten? Zie Beheerwijze